de St. Janskapel

De historie van de St. Janskapel is al op vele plaatsen, zowel in boekvorm als op internet, beschreven (zie bronvermeldig onder aan de pagina). De tekst op deze pagina is voornamelijk ontleend aan ons gildeboek (Het Gilde St. Jan Baptista en Leenderstrijp: 350 Jaar Historie en Gebruiken, Max Farjon, 1995). Hierin wordt de historie van de kapel beschreven in relatie tot het gilde.

“Het Sint Janskapelleke te Leenderstrijp, waar het zo goed is te zijn.”

De “Sent Jans Capelle” werd voor het eerst beschreven in 1440 in de omschrijving van de rechten van de heerlijkheid Heeze-Leende, maar ze bestond toen waarschijnlijk al enige tijd. De kapel was toegewijd aan zowel Johannes de Doper als Johannes de Evangelist. De heer van de heerlijkheid Heeze en Leende bezat het beneficie van de kapel, had het collatierecht waardoor hij de rector ter benoeming kon voordragen en stelde de kapelmeesters van de Strijper kapel aan. Mogelijk is de kapel dan ook op initiatief van een van de heren van Heeze en Leende tot stand gekomen. De kapel bezat in 1524 bovendien twee zijaltaren, een toegewijd aan St. Anna en een toegewijd aan het H. Kruis.

De H. missen voor het H. Kruis altaar werden door de omwonenden betaald; de inkomsten van het St. Anna altaar werden bijeengebracht door een gelijknamig Gilde. Het is niet duidelijk of dit Gilde het St. Anna Gilde uit Leende betreft, of misschien een Strijper Gilde, een voorloper van het Gilde St. Jan Baptista, dat die naam droeg. De kapel was in die tijd een bedevaartsoort.

Bij het opstellen van de Carte van het Gilde St. Jan Baptista in 1645 was Johannes de Doper de enige naamgever van de kapel. Helaas konden de gildebroeders hun patroonheilige slechts enkele jaren eren in de kapel. In 1648 werd deze, evenals de parochiekerk van Leende, door protestanten voor de katholieken gesloten. De katholieken waren voor hun kerkdiensten aangewezen op grenskerken in hun omgeving. Bekend zijn de grenskerk van Bolderdijck, onder Someren, de Grashut in het Weerterbos, en de Beverbeekse Heide in het huidige België. Later, toen de repressie afzwakte, ging men gebruik maken van “schuurkerken”, zoals op de “Klein Kerk” in Leende, een term die tot op de dag van vandaag gebruikt wordt om de omgeving van de toenmalige schuurkerk aan te geven. Het is mogelijk dat processies en bedevaarten toch weer op gang kwamen nadat de scherpste kantjes van de Reformatie afgesleten waren. In de jaren 1688 tot 1728 is er getuige rekeningen van metselaars en leileggers onderhoud aan de kapel gepleegd. Toch waren die inspanningen niet voldoende om de inmiddels meer dan 300 jaar oude kapel in stand te houden. J. de Beijer (1703-1790; zie deze link), een tekenaar die door het land trok om dorpsgezichten en kastelen te tekenen, tekende de kapel rond het jaar 1739, en toen was het verval van met name het middenschip al duidelijk zichtbaar. Volgens die tekening zou de kapel ongeveer 12 bij 6 meter moeten zijn geweest. Een latere en primitievere schets van Hendrik Verhees uit Boxtel uit 1790 laat zien dat er toen alleen nog steunberen, muren en ramen over waren. Van de tekening van De Beijer is af te leiden dat het priesterkoor in de Gotische stijl was opgetrokken. Het schip was gebouwd in een andere stijl met een lagere dakrand. Dit zou later gebouwd kunnen zijn ter uitbreiding van de oorspronkelijke Gotische bouw, of ter vervanging van een vervallen of vernield gedeelte van de kapel.

Zo zou de kapel er oorspronkelijk uit gezien hebben. Tekening uit 1739 van J. de Beijer. Uit: Het Gilde St. Jan Baptista en Leenderstrijp: 350 Jaar Historie en Gebruiken, Max Farjon, 1995

Legende van de klokken

In de klokkentoren van de oude kapel hingen twee klokken, die men, volgens de oude verhalen van mensen van Strijp, nog steeds kan horen luiden. Meester Theo Vugts vertelde zijn leerlingen dat je ze hoort luiden als je in de Kerstnacht langs het Klokkeven (Klein Hasselsven, zie deze link) loopt. Volgens zijn verhaal, oorsponkelijk afkomstig van Lambert Bax, zijn de bronzen klokken in de Franse tijd verstopt omdat de Fransen alle brons vorderden voor het maken van kannonnen. Ook andere bronnen bevestigen dat de (gespleten en onbruikbare) klokken na het verval van de kapel zijn opgeslagen in de schuur van Francis van Dijk aan het Kaetsveld, een gildebroeder. Volgens het verhaal van Theo Vugts zijn ze daar aan een kluister vastgelegd, zodanig dat de klokjes alleen met een sleutel losgenomen konden worden. De sleutel had iemand in bewaring gekregen, maar de naam van die persoon is onbekend. Voordat de Franse gendarmes een kans kregen ze in beslag te nemen zijn de klokken en de sleutel stiekem naar de hei gebracht en in een ven gegooid, dat nu nog de naam klokkeven heeft. In opdracht van de baron hebben mensen later nog het hele klokkeven afgepeild om de klokken te vinden. Het Klein Hasselsven of Klokkeven is een rond ven met een eiland middenin. Volgens geografen is dit een natuurverschijnsel uit de ijstijd, maar volgens de mensen van Strijp is het ontstaan van het eilandje het gevolg van het dreggen naar de klokken in opdracht van de baron. Overigens bestaan van dit verhaal verschillende versies, maar allen komen erop neer dat de klokken succesvol voor de Franse bezetter verborgen zijn. Wat er later gebeurd is met de klokken is onduidelijk. Een van de klokken zou verkocht zijn aan de kerk in Roggel in Limburg, waar hij tot de Tweede Wereldoorlog gehangen zou hebben.

Een nieuwe kapel

In 1795 deden de bewoners van Strijp een poging om weer een eigen kapel te krijgen, ter vervanging van de vervallen kapel. Strijpenaren gebruikten als argumenten dat er altijd een kapel geweest was, dat de afstand tot de parochiekerk in Leende groot was en dat de wegen slecht waren. Maar de pastoor van Leende zag er niets in en zei op zijn leeftijd (hij was al in de zestig) niet bereid te zijn op Strijp de H. mis te gaan doen. Dit alles speelde zich af toen in de Bataafse Republiek de godsdienstvrijheid werd hersteld. De kerkelijke autoriteiten gaven er uiteindelijk de voorkeur aan om de parochiekerk van Leende op te knappen, wat hoge onkosten met zich meebracht. Er bleef geen geld over voor Strijp. De restanten van de oude kapel werden gesloopt. Pas omstreeks 1843 werd de nieuwe, huidige, Sint-Janskapel gebouwd op de kapelberg. De bomen welke de huidige kapel omringen geven nog de buitenmuren aan van de oude, grotere kapel. Volgens overlevering van de Leendenaar Cint Jutten zou bij het opruimen van de bouwvallen een pot met munten zijn gevonden. De helft kwam toe aan de vinders, en de andere helft is gebruikt om de bouw van de nieuwe kapel te bekostigen. De kapel werd weer een bedevaartsoord.

In 1935 vond het Gilde St. Jan Baptista bij de kapel een nieuwe plek voor schutsbomen, en op die manier werd de kapel weer betrokken bij het opleven van de Gildegebruiken. Het Gilde verzorgt vanaf die tijd het onderhoud van en toezicht op de kapel, met toestemming van het parochiebestuur. In 1971 werd een lek in het dak door gildebroeders gerepareerd, maar toen was al duidelijk dat een grootschalige restauratie noodzakelijk was. Architect de Jong van het bisdom bood kosteloos zijn diensten aan en een groot aantal gildebroeders heeft in het voorjaar van 1973 de kapel weer in perfecte staat hersteld.

Gedurende vele jaren had de geestelijkheid van de Leendse parochie al geprobeerd om het beneficie van de kapel in handen te krijgen. Baron H.N.C. van Tuyll van Serooskerken van Heeze was immers in het bezit hiervan. Echter, hij heeft nimmer van de inkomsten van de kapel gebruik gemaakt en sinds 1974 worden ze officieel, op zijn verzoek, aan de pastoor van Leende uitgekeerd. De parochie ontvangt de inkomsten met de bedoeling deze te gebruiken voor het onderhoud van de kapel.

De kapel geschilderd door Max Farjon, 1987. Uit het boek Het Gilde St. Jan Baptista en Leenderstrijp: 350 Jaar Historie en Gebruiken, Max Farjon, 1995

Glas-in-lood ramen

Ook in 1999 werd de kapel grondig gerestaureerd door gildebroeders, in samenspraak met het kerkbestuur en monumentenzorg. De kapel is immers een Rijksmonument. Sinds 24 juni 2004 is de kapel verfraaid met twee door Max Farjon ontworpen glas- en loodramen. Deze zijn gemaakt door glazenier Harrie Verhoeven. De taferelen op de ramen hebben betrekking op handelingen en uitspraken van Johannes de Doper. Het linker raam (centraal): “Ik doop u met water, maar er komt Iemand, die sterker is dan ik.” (Lucas, 3:16). (onder):“En liet zich in de Jordaan door Johannes dopen. (Marcus, 1:9; dit heeft betrekking op Jezus).

Het rechter raam (centraal): “Hij richtte het oog op Jezus die voorbij kwam en sprak: Zie, het Lam Gods.” (Johannes Evangelist, 1:36). (onder): “Hij sprak: ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukte, de stem van iemand die roept in de woestijn; Maakt de weg recht voor de Heer!” (Johannes Evangelist, 1:21). Het Lam Gods is afgebeeld op een boek naar uitspraken van een andere Johannes die in een visioen het Lam de zeven zegels van een geheim boek zag openen (Openbaringen van Johannes, 5 t/m 8). De afbeelding van een Lam op een boek komt door de eeuwen heen voor in allerlei religieuze afbeeldingen. Ook op een hoofdvaandel uit 1890 van het Gilde St. Jan Baptista is deze afbeelding te zien. Zo symboliseert dit raam tegelijkertijd de eeuwenoude band tussen St. Janskapel en het Gilde.

Een H. mis op 24 juni

Sinds 1962 wordt in Leenderstrijp op de naamdag van Johannes de Doper een eucharistieviering in de openlucht gehouden. De viering kwam tot stand door inspanningen van gildebroeder Jan Hulsen (1908-1997) die de pastoor van Leende hierom had gevraagd als tegenprestatie om zitting te nemen in het kerkbestuur in Leende. Inmiddels was er een harde weg naar Leenderstrijp en had de auto haar intrede gedaan, zodat de tocht van de pastoor van Leende naar Strijp wat minder gecompliceerd was. Het bisdom verleende zijn goedkeuring aan de jaarlijkse H. mis met wijding van St. Janstrossen. Zo’n tros bestaat uit Sint Janskruid, noteblad, koningsvaren, gele lis, korenbloem, margriet, rode en witte koekoeksbloem, vergeet-mij-nietje, wild viooltje, Spaans gras, aargras en lindeblad. Uit de tuin worden daar een witte en rode roos en een anjer toegevoegd. De tros biedt bescherming tegen boze geesten en gevaar, zoals brand, bliksem en ziekte. Vandaar dat na de zegening de tros naast de huisdeur wordt gehangen.

De St. Jansschotel

Van de oude kapel was nog slechts één object gered, een uit hout geneden beeltenis van het hoofd van Johannes de Doper op een schotel, waarschijnlijk daterend uit begin 16e eeuw. Deze schotel was bewaard gebleven en opgehangen in de kleine kapel. In 1971 was de schotel aan restauratie toe. Daarom is deze in 1972 door restaurateur W.J. Mares, gerestaureerd en geconserveerd. Meerdere polychrome lagen zijn verwijderd waardoor een achttiendeeeuwse polychromie te voorschijn was gekomen. De schotel, welke kunsthistorisch gezien van bijzondere waarde was, werd geplaatst in een nis tegen de achterwand van de kapel.

Het houtsnijwerk herinnerde aan de onthoofding van Johannes de Doper in opdracht van koning Herodus uit liefde voor de mooie Salomé, de dochter van Heroidas, met wie Herodes samenleefde. Salomé bracht tijdens een dans het hoofd van Heroidas op hol, en hij bood haar aan een wens te doen, die hij dan zou vervullen, “al was het ook de helft van mijn rijk”. En hij deed er zelfs een eed op, dat hij zijn belofte zou volbrengen. Salomé ging naar haar moeder en vroeg haar om advies. Haar moeder wilde zich wreken op Johannes de Doper. Johannes had Herodes aangespoord om Heroidas terug te sturen naar haar eigen man, want hij vond dat Heroidas zondig leefde. Salomé vroeg, op aandringen van haar moeder, om het hoofd van Johannes de Doper.

Helaas werd de schotel in de nacht van 29 op 30 december 1975 gestolen. De publicaties over de schotel hadden kennelijk kwaadwillenden op ideeën gebracht. De diefstal werd ontdekt op 30 december door Mevr. M. Deelen-Rooyakkers die een noveen hield in de St. Janskapel voor haar dochter Franka. De diefstal is uitgebreid in dag- en antiekbladen gerapporteerd in de hoop dat er tips zouden komen die tot terugkeer van het kostbare heiligenbeeld zouden leiden. Maar er is nooit een spoor gevonden.

In 1978 werd naar het oude voorbeeld van de antieke schotel een nieuw houtsnijwerk vervaardigd door J.C. de Groot en beschilderd door J. Louwers, beide gildebroeders van het Gilde St. Jan Baptista. Tijdens de openluchtmis ter ere van St. Jan op 24 juni 1979 werd de schotel ingewijd. Maar ook deze replica werd op of voor 22 november 1981 gestolen, en wederom werd geen spoor van de daders gevonden. Een derde schotel werd ook gemaakt door J.C. de Groot en beschilderd door gildebroeder Max Farjon. Max zorgde ook voor de beschildering van een vierde, betonnen exemplaar dat in 1985 in de kapel is vastgemetseld. De houten schotel is elders opgeborgen. Op 24 juni 1985 werd deze tweede opvolger van de originele St. Jansschotel bij de kapel ingewijd.

Afbeelding van de orginele schotel, na restauratie in 1972

Bronnen:
Het Gilde St. Jan Baptista en Leenderstrijp: 350 Jaar Historie en Gebruiken, Max Farjon, 1995

Wikepedia

Jac. Biemans, Meertens instituut, KNAW

Op de website van Plattelandsvereniging Hei, Heg en Hoogeind vindt u ook een uitgebreide Geschiedenis van de Kapel (met verwijzing naar het orginele stuk (onder geschiedenis op voornoemde pagina) geschreven door Piet Willems).

Ook bevat de site van Plattelandsvereniging Hei, Heg en Hoogeind een fotocollage.

Meer foto’s kunt u vinden op de pagina http://www.mariakapellen.nl/Strijp.htm